Uit de dossiers van Speciale en Juridische Zaken

Gesjoemel met aanvraag, premiebetaling en kentekenhouder komt uit

Door Ellen Kop / Sandra Meijer

Zoals vaker lijkt er ook bij deze schade eerst niets aan de hand. De heer Klein heeft een motorverzekering bij a.s.r. afgesloten met een extra dekking. Mocht er een ongeval zijn met de motor dan kan ook de berijder zijn schade claimen. Kort na het ingaan van de verzekering gebeurt dit inderdaad, door de heer Peters. Om er zeker van te zijn dat de schade aan de juiste rechthebbende wordt uitgekeerd, raadpleegt de schadebehandelaar het kentekenregister. En dan blijkt er iets vreemds aan de hand.

Terug naar het begin. In september 2017 sluit de heer Klein via een volmacht een volledige cascoverzekering met een zogenaamde schade-opzittendendekking af voor een motor, met a.s.r. als risicodrager. Deze extra dekking voorziet in een uitkering als een opzittende (letsel)schade oploopt door een ongeval. Twee weken later vindt er een eenzijdig ongeluk met deze motor plaats. Maar de bestuurder is op dat moment niet Klein, het is Peters.

Peters claimt letselschade op deze verzekering en de schade wordt door a.s.r. in behandeling genomen. Een schaderegelaar bezoekt hem om een en ander te bespreken. Onder andere komt ter sprake dat Peters een eigen onderneming heeft, TOP BV. De schadehersteller gaat verder met de schade. Door een akte van cessie gaat het grootste deel van de uitkering direct naar de schadehersteller. Verder checkt hij het kentekenregister. Daaruit blijkt dat Klein niet de kentekenhouder van de motor is, maar TOP BV. Dat is genoeg reden voor een nader onderzoek. Verzekeringsfraude Wat blijkt? In 2013 heeft a.s.r. de lopende polissen van Peters beëindigd als gevolg van verzekeringsfraude. Ook heeft a.s.r. aangifte van de fraude gedaan en hem laten registreren in het Externe Verwijzingsregister (EVR) van stichting CIS. a.s.r. heeft Peters ook gemeld dat a.s.r. in de toekomst geen polissen meer van hem zou accepteren. Bij de aanvraag van deze motorverzekering is dit niet naar boven gekomen, omdat de polis niet door Peters maar door Klein is aangevraagd.

De EVR-registratie waarschuwt ook andere verzekeraars voor Peters. Dat heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat Peters enkel onder beperkende en/of verzwaarde omstandigheden of tegen

hogere premies een verzekering kon afsluiten. Het vermoeden rijst dat Peters aan Klein heeft gevraagd om het voertuig voor hem te verzekeren. Daarom wordt het aanvraagformulier nader bekeken. Op de aanvraag wordt onder meer de vraag gesteld of een verzekeraar in de voorgaande 8 jaar een verzekering van een belanghebbende bij de polis heeft opgezegd en/of een belanghebbende de voorgaande 8 jaar betrokken is geweest bij verzekeringsfraude. Deze vragen zijn met ‘nee’ beantwoord.

Verder onderzoek Speciale Zaken onderzoekt de kwestie verder om te zien of Peters als belanghebbende bij de polis kan worden aangemerkt. Dan blijkt dat de verzekeringspremie voor de motor werd geïncasseerd van hetzelfde bankrekeningnummer als waarop a.s.r. de letselschadevergoeding van Peters uitkeerde. Deze bankrekening behoort toe aan Peters. Peters is dus degene die de verzekeringspremie van de motor betaalt. En niet Klein, die de verzekering heeft aangevraagd...

Klein en Peters worden hiermee geconfronteerd. Samen stellen zij dat Klein in een relatiebreuk zat en daarom geen voertuig op zijn naam kon hebben. Dus is de motor op naam van TOP BV gezet. Peters stemde daarnaast in om de premie voor Klein te betalen, zodat er geen maandelijkse premieafschrijvingen van de rekening van Klein zouden zijn. Klein had hiervoor eenmalig een bedrag van € 750 overgemaakt naar Peters. Deze stelling onderbouwden de heren met een weergave van de bijschrijving. Helaas voor de heren klopte dit ‘alibi’ niet. Bij verificatie van de bijschrijving bij de bank van Peters bleek die niet authentiek te zijn. Volgens de fraudedesk van de bank had de transactie nooit plaatsgevonden.

Samengevat was de onderneming van Peters dus de kentekenhouder van het voertuig, bestuurde Peters de motor ten tijde van het ongeval, betaalde hij ook de verzekeringspremie en geconfronteerd hiermee werd vals bewijs overhandigd dat anders moest bewijzen. Voor a.s.r. stond in voldoende mate vast dat Peters belanghebbende was bij de polis en dat daarmee de mededelingsplicht bij aanvraag van de polis was geschonden.

Als a.s.r. dit bij aanvang van de verzekering had geweten, had a.s.r. de aanvraag niet geaccepteerd. Dit alles was voldoende voor Speciale Zaken om geen dekking onder de polis te verlenen, zowel Peters als Klein op te nemen in het EVR en de ten onrechte gedane uitkeringen plus gemaakte kosten terug te vorderen.

Waarom fraudebestrijding?

De financiële schade door verzekeringsfraude heeft invloed op de premies voor alle verzekerden in Nederland. Voor het vijfde jaar op rij groeit het aantal ontdekkingen van verzekeringsfraude en andere vormen van verzekeringscriminaliteit. Hiermee voorkomen verzekeraars sterke premiestijgingen als gevolg van fraude. In 2019 waren er ruim 22.000 bewezen verzekeringsfraudes. Hiermee voorkwamen verzekeraars dat zo’n 96 miljoen euro onterecht werd uitgekeerd aan fraudeurs. Het vermelden van onwaarheden en het opzettelijk verzwijgen van informatie in de verzekeringsaanvraag waren de voornaamste oorzaken van verzekeringsfraude. Dit blijkt uit de jaarcijfers van het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) van het Verbond van Verzekeraars. (Nieuwe cijfers zijn nog niet bekend, red).