Rob van Veen nu Lid in de Orde van Oranje Nassau

‘Koninklijke onderscheiding is een grote eer’

Al op zijn 16e zat Rob van Veen (Schade) als vrijwilliger in een bestuur. Voor deze eerste bestuursfunctie moesten zelfs de statuten worden aangepast, omdat hij met zijn 16 jaar eigenlijk nog te jong was. ‘En die vrijwilligersfuncties zijn altijd gebleven. Als jeugdvoorzitter bij de voetbalvereniging was ik zelfs wel 20 uur per week in touw.’ De koninklijke onderscheiding noemt hij het ‘ultieme compliment’, maar: ‘Ik doe het niet voor de mensheid, ik krijg er zelf ook een goed gevoel bij.’

Door Sandra Meijer

Tja, hoe rol je in het vrijwilligerswerk? Rob laat de vraag even op zich inwerken. ‘Het zat er blijkbaar altijd wel in, want al op mijn 16e zat ik in een bestuur, dit was nog in de tijd dat ik in Utrecht woonde. Gezien mijn leeftijd moesten de statuten hiervoor worden aangepast. Maar het “echte” werk begon eigenlijk in Geldermalsen.’ Rob somt een aantal bestuursfuncties op: Oranjevereniging 13 jaar, Barbershopkoor 5 jaar, Voetbalvereniging 10 jaar, waarvan 7 jaar jeugdvoorzitter, 5 jaar voorzitter Cultureel Café Geldermalsen. ‘En ik heb ook nog ruim 4 jaar columns geschreven in het plaatselijke nieuwsblad.’ Voor zoon Thom reden genoeg om een aanvraag voor een koninklijke onderscheiding te doen bij de gemeente Geldermalsen. ‘Ik heb inmiddels begrepen dat zo’n aanvraag aardig wat voeten in de aarde heeft. Van alle functies moet je schriftelijk bewijs hebben, op origineel briefpapier en dergelijke. Thom die, net als ik nu, in Barendrecht woont, is meerdere keren voor overleg op het gemeentehuis geweest.’

Ook voor a.s.r. doet Rob trouwens altijd een stap meer. Hij heeft 9 jaar in de OR en OC Schade gezeten (van maart 2009 tot februari 2018), hij is bestuurslid/wedstrijdsecretaris/oprichter clubblad geweest van de voetbalvereniging van AMEV (personeelsvereniging) én hij heeft diverse projecten voor Foundation mede georganiseerd.

Vermoeden? Rob had wel een vermoeden dat er iets speelde. ‘Dat kwam eigenlijk door een eerdere gebeurtenis bij mijn verjaardag. Mijn vriendin Helma heeft me toen verrast met een etentje in de Euromast, terwijl ze had gezegd dat we met haar collega’s iets gingen eten. Ik heb me toen voorgenomen dat ik me nooit meer zo in de maling zou laten nemen en was dus extra alert op vreemde signalen.’ En die kwamen er

volgens Rob door bepaalde vragen van Thom. ‘De eerste keer zoek je er niet per se iets achter, maar toen ie nog een keer wat vragen stelde, kreeg ik een vermoeden.’

Dat Thom een week of 2 van tevoren aangaf op de dag van de lintjesregen bij Rob te willen thuiswerken, verbaasde Rob dan ook niet. ‘Maar toen zegde hij dat weer af, dus ik ging toch twijfelen.’ Uiteindelijk kwam Thom toch met een smoes die ochtend en natuurlijk was Helma er ook. ‘En of ik nu een vermoeden had of niet, het moment dat je wordt gebeld door de burgemeester, is toch heel speciaal. Ik vind het een eer dat ik de onderscheiding heb gekregen. Ik heb niet veel met het koningshuis, maar dit is zo apart! Wat mij betreft het ultieme compliment.’

Toeval Hoewel Rob al jong aan vrijwilligerswerk deed, vindt hij het toch toeval dat hij zoveel heeft gedaan. ‘Toen ik in Geldermalsen ging wonen, was ik eerst niet meer dan een forens. Ik werkte in Utrecht en sliep in Geldermalsen. Maar toen ik Mascha leerde kennen (Mascha van Treijen, a.s.r.-collega, red), en zo ook

Hoewel een grote eer, laat Rob met deze getructe foto zien, dat hij het ook luchtig inziet

haar vader, kwam ik in contact met de Oranjevereniging en het koor, omdat hij daar actief was. En zo ben ik daar bijgekomen. En toen zoon Thom ging voetballen, was daar elke week wel wat aan de hand. Daar had ik het nodige commentaar op en dan vragen ze of je in het bestuur wil. Daar heb ik wel goed over nagedacht en gezegd “prima, maar dan als voorzitter”, dan heb je ook echt invloed.’ Rob noemt die periode ‘goud’. ‘Als jeugdvoorzitter ga je voor die kinderen zorgen en ze een beetje opvoeden. Geweldig.’ Toch wil hij benadrukken dat het niet allemaal zo hoogdravend is. ‘Ik doe het niet voor de mensheid, ik krijg ik er zelf ook een goed gevoel bij. Je krijgt complimentjes, een stuk erkenning, dat is leuk. Dat ik daarbij anderen tot dienst en steun ben, dat is mooi.’

Achteraf realiseert hij zich wel wat hij zijn vrouw Lia heeft aangedaan. ‘Als jeugdvoorzitter was ik makkelijk 20 uur per week bezig, dat is gewoon een halve werkweek erbij. Kwam ik thuis uit werk, at ik wat en hup, weer weg. En toen waren de kinderen nog klein... Ik heb de onderscheiding dan ook opgedragen aan Lia. We kenden elkaar al vanaf mijn 18e, ze is dus met mijn vrijwilligerswerk meegegroeid, maar toch moet het een opoffering voor haar zijn geweest, dat kan niet anders. Na haar overlijden heb ik met mijn psycholoog over dit schuldgevoel gesproken. Zij zei: “Doordat jij dit hebt gedaan, heb je haar in staat gesteld haar eigen dingen te doen”. En zo kan je het ook zien, gelukkig.’