Exclusie

Heb je de column van Jos in deze i.p. al gelezen? Handig om eerst te doen, anders snap je mijn verhaal waarschijnlijk niet. Het gaat om de zin: inclusie is het tegenovergestelde van exclusie. Ik bedoel dus die exclusie. Want ooit meegemaakt dat je er niet bij hoort? Niet past bij een bepaald gezelschap? Ik wel. Nee, hier spreekt geen collega met een aparte etnische achtergrond of religieuze overtuiging. Gewoon een blank, sorry wit, manspersoon die je waarschijnlijk op straat voorbij loopt zonder er notitie van te nemen. En toch is dat gevoel van exclusie mij meermalen overkomen. Op de basisschool ging het allemaal nog van een leien dakje. Ondanks dat mijn vader ‘ballenjatter’ was (toenmalige kidstaal voor politieman) had ik aardig wat vriendjes en werd ik in elk geval bij gym nooit als laatste gekozen, voor een basisschoolkind de ultieme vernedering. De eerste exclusie dreigde op de middelbare school. Waar lang haar de toegang vormde tot de clan getapte jongens, hield mijn moeder voet bij stuk. Elke maand moest ik naar de kapper voor een bloempotmodel, zoals we dat toen noemden. Door te dreigen met weglopen en uiteindelijk een honger-staking kreeg ik ma op de knieën en voorkwam sociaal gezien erger. Mijn baan als leraar op de meisjesschool leverde door mijn jonge leeftijd bij de girls een behoorlijke populariteit op maar bij de collega’s een onderhuidse minachting. Dat kwam naar boven toen ik solliciteerde naar de functie decaan. Daar had ik volgens de onderdirecteur te weinig intellectuele bagage voor. En deze man voegde daar nog even fijntjes aan toe dat mijn zwerversbestaan als popmuzikant in het weekend niet bij alle ouders in goede aarde viel. Moest die man hun kind op het rechte pad houden? De zwaardere exclusie kwam bij Privé. De hoofdredacteur maakte de onsterfelijke fout mij bij de collega’s te introduceren als iemand met gedegen achtergrond als leraar. Nou daar maak je je niet populair mee bij dit gremium van onaangepaste kroegtijgers en partygirls met een venijnige pen. ‘De onderwijzer’ werd mijn, spottend uitgesproken, bijnaam. En dan kom je op een bepaald moment als volslagen vreemdeling bij a.s.r. terecht. De eerste weken voelde ik me soms behoorlijk ongemakkelijk. Als die man van de ‘roddelbladen’ werd ik soms aangeduid. En heel af en toe werd iemand die voor me stond in de rij bij de kassa van het bedrijfsrestaurant hoorbaar toegefluisterd: Kijk uit wat je zegt, voor je het weet sta je in die roddelbladen. Grappig bedoeld, nam ik maar aan. Wederom lag exclusie op de loer. Maar vreemd genoeg gebeurde dat niet, terwijl door een collega werd voorspeld dat afwijkend gedrag onherroepelijk tot een exit zou leiden. Dat paste namelijk niet bij de familie. Maar die familie vond ik helemaal niet verkeerd en ik leerde dat overleg soms beter werkt dan het slijpen van de messen of het gestrekte been. En nu voel ik me bij a.s.r. nog best thuis. Betekent het nu dat ik me helemaal als een mak schaap heb geschikt in de bedrijfscultuur? Ik denk het niet helemaal. Want gelukkig vraagt een collega me nog wel eens: He Hans, jij hebt toch nog wel een vette roddel? Door corona moet ik iedereen helaas al maanden teleurstellen... Hans Vos, hoofdredacteur i.p.

hans.vos@asr.nl