Paul Metsemakers zoekt uit hoe het met onze Joodse polissen staat

‘Je kunt alleen van het verleden leren als je het onder ogen ziet’

Door Marleen Veldhuijzen

Bij de tentoonstelling ‘a.s.r. doet het, al 300 jaar’ is dit onderwerp niet geschuwd: de Joodse polissen. Ook bij a.s.r. zijn er in de archieven polissen van in de Tweede Wereldoorlog gedeporteerde Joden terug te vinden. ‘Leren van het verleden is belangrijk en daarom is het goed dat wij als a.s.r. aandacht besteden aan dit stukje van onze geschiedenis.’

Degene die zich bij a.s.r. al bijna 20 jaar met de Joodse polissen bezighoudt, is compliance officer Paul Metsemakers. ‘Op 9 november 1999 sloten het Verbond van Verzekeraars en het Centraal Joods Overleg een akkoord over de afhandeling van Joodse polissen. Hiervoor werd de Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa (SIVS) opgericht. Met als doel na te gaan of iemand aanspraak kan maken op een uitbetaling uit een verzekering van een Joods oorlogsslachtoffer. De stichting verzocht Nederlandse verzekeraars uit te zoeken of zij nog Joodse polissen in hun archieven hebben. Ik ben voor a.s.r. en haar rechtsvoorgangers gaan uitzoeken om hoeveel van deze polissen het bij ons ging.’

Afgehandelde aanvragen door de SIVS

In de afgelopen 20 jaar zijn er door de Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa (SIVS) meer dan 22.000 aanvragen afgehandeld. Er is bijna € 8,5 miljoen uitgekeerd aan meer dan 14.000 personen inzake 2200 polissen. In 2019 zijn 591 aanvragen ontvangen, dat zijn er gemiddeld 49 per maand.

Verschillend Paul start samen met een aantal collega’s met het doorspitten van (oude) archieven. ‘In het begin waren we vooral bezig met hoe we moesten zoeken. Niet iedere rechtsvoorganger van a.s.r., waaronder AMEV (De Utrecht), Stad Rotterdam (HAV Bank), De Amersfoortse, maar ook de Britse verzekeraar Gresham, is hetzelfde met de polissen omgegaan. Een flink aantal polissen is door onze rechtsvoorgangers op verzoek van de Duitsers gemerkt als zijnde van Joden. Maar er zijn ook verzekeraars die een Joodse polis expres niet als een Joodse polis hadden opgeslagen. Een maatschappij als Gresham bijvoorbeeld heeft heel veel polissen niet aan de Duitsers opgegeven.’

Het scheelt een hoop tijd en zoekwerk als een collega Paul vertelt dat hij aan een cd-rom kan komen waarop alle omgekomen Nederlandse Joden staan. ‘Hierdoor werd ook pijnlijk duidelijk hoeveel Joden er uit ons land zijn vermoord in de concentratiekampen. Ik kende de cijfers uiteraard, maar getallen zijn abstract. Als je door een bijna eindeloze lijst met namen scrolt, dan zie je hele families staan waarvan bijna niemand na de oorlog is teruggekeerd. Dat raakt je diep.’

Paul is erg blij met de rol die de SIVS vervult. ‘Nabestaanden kunnen zich tot de stichting wenden en vinden bij hen een luisterend oor en hulp om uit te zoeken of een polis er nog is. Ook als er geen tegoeden zijn of als de polissen in het verleden zijn uitgekeerd, levert dit onderzoek voor de nabestaanden vaak waardevolle nieuwe informatie op over hun familieleden.’

'Roofbank’ Liro

De in de zomer van 1941 door de bezetter opgerichte ‘roofbank’ Lippmann, Rosenthal & Co (Liro) in Amsterdam speelde een hoofdrol in het afhandig maken van Joodse bezittingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De ‘Eerste Liro-verordening’ van 8 augustus 1941 was erop gericht om Joodse banktegoeden, contante gelden en effecten voor de bezetter in handen te krijgen. Verzekeringen vielen hier niet onder. Nog geen jaar later, op 21 mei 1942, volgde de ‘Tweede Liro-verordening’. Joden waren voortaan verplicht hun verzekeringen aan te melden bij Liro en de bijbehorende polissen in te leveren.

Nadat Liro in juni 1943 alle Joodse polissen had opgespoord en geregistreerd, werd op 11 juni 1943 de derde Liro-verordening van kracht. Deze verordening hield in dat alle aangemelde verzekeringen per 30 juni 1943 moesten worden beëindigd. Als volgens de verzekeringsvoorwaarden afkoop mogelijk was, moest de verzekeraar de afkoopwaarde per die datum aan Liro betalen. De bovengenoemde verordeningen waren onderdeel van de Holocaust. In september 1944 bleken er 29.281 polissen bij Liro te zijn aangemeld. Uiteindelijk heeft de roofbank ruim 26 miljoen gulden aan Joodse verzekeringsgelden ontvangen.

Naast elkaar Volgens Paul melden zich bij de SIVS nog steeds na bestaanden met een onderzoeksvraag. ‘De SIVS gaat daarom nog 5 jaar door met haar werkzaamheden.’

Paul is zich door het archiefonderzoek een stuk bewuster van de rol die Nederland in die tijd heeft gespeeld. ‘In onze opstelling naar de Joodse gemeenschap zijn we tekortgeschoten. Ons land heeft zich over het algemeen passief of onverschillig opgesteld waar het ging om de ontrechting en deportaties van de Joden in Nederland en in veel gevallen zelfs actief meegewerkt. Ik denk dat het goed is dat hier aandacht voor is. Je kunt alleen van het verleden leren als je dat onder ogen ziet. Ook daarom is het goed dat wij in de tentoonstelling over het 300-jarig bestaan van a.s.r. aandacht besteden aan dit deel van onze geschiedenis.’

Benoemen Bij het samenstellen van de tentoonstelling zijn er veel gesprekken gevoerd over de Joodse polissen en hoe dit onderwerp moest worden belicht. ‘Jos Baeten en een aantal collega’s die betrokken waren bij de tentoonstelling waren voorstander om dit te laten zien. Niet wegkijken maar benoemen. We hebben achteraf veel complimenten gehad van onder andere de SIVS en collega’s en relaties over hoe we dit onderwerp hebben opgenomen in de tentoonstelling. We laten zien hoe de Joden werden ontrecht en welke weg zij ook na de oorlog hebben moeten bewandelen om zich uit het “juridische getto” te vechten. Dit doen we aan de hand van documenten uit onze archieven.’ Paul wil hier nog wel aan toevoegen dat de rol van a.s.r. past in het totale beeld van dit deel van de geschiedenis. ‘Onze rol was niet groter of kleiner dan die van andere verzekeringsmaatschappijen. Het was zoals het toen ging.’